De leraar als inhoudelijk expert

Algemeen:

- de student heeft een basiskennis van en inzicht in de methode van de geschiedenis als wetenschap en kan de principes van de historische kritiek toepassen op een gegeven bron;
- de student kan op een zelfstandige basis uit de aangeboden wetenschappelijke literatuur de belangrijke historische begrippen, verbanden, structuren en processen m.b.t. de vroegmoderne       tijd (partim 15de-17de eeuw) selecteren
- de student heeft een grondige kennis van en inzicht in de historische gebeurtenissen, personen, begrippen, verbanden, structuren en processen m.b.t. de vroegmoderne tijd (partim 15de-17de eeuw)
- de student gaat onderzoekend om met het verleden, door analyse van bronnen en van wetenschappelijke lectuur
- de student bevraagt kritisch het verleden met het oog op de verklaring van actuele problemen en vice versa

- met de nieuwe eindtermen en leerplannen als uitgangspunt

Concreet:

Hierna volgen de doelen die de studenten voor Vakstudie geschiedenis 4 moeten bereiken. Ze zijn algemeen geformuleerd. Er worden niet langer (zoals in VS GE 1-3) specifieke doelen geformuleerd bij elk hoofdstuk. Er wordt van de studenten verwacht dat ze zelf een zinvolle selectie maken van de leerinhouden (gebeurtenissen, personen, begrippen, verbanden, structuren en processen).

KENNIS

• Kennis van gebeurtenissen, personen en begrippen (in de syllabi in vet aangeduid; in het handboek zelfstandig te selecteren): de studenten situeren elke gebeurtenis en persoon of begrip in tijd, ruimte en context (domein van de samenleving, specifieke historische context) en lichten kort het belang ervan toe.

• Kennis van gebeurtenissen, personen en begrippen (in de syllabi in vet aangeduid, in het handboek zelfstandig te selecteren): de studenten benoemen exact omschreven gebeurtenissen, personen en begrippen.

• Toepassen van verworven kennis van gebeurtenissen, personen en begrippen: de studenten gebruiken de gebeurtenissen, personen en begrippen (zelfstandig te selecteren) spontaan en correct bij de bespreking van de historische context waarin ze thuishoren.

• Geografische kennis: de studenten duiden de plaatsen die een rol van belang speelden in de geschiedenis (in de syllabi aangeduid met een *; in het handboek zelfstandig te selecteren) aan op een blinde kaart .
• Kennis van relevante chronologische gegevens: de studenten situeren de relevante chronologische gegevens op een goed gevormde tijdlijn/-balk .
• Kennis van afbeeldingen: de studenten herkennen de belangrijke afbeeldingen (in de syllabus aangeduid met een $; in het handboek zelfstandig te selecteren), benoemen ze exact, situeren ze in tijd, ruimte en context (domein van de samenleving, specifieke historische context) en lichten kort het belang ervan toe .
• Kennis van actualiteit: de studenten benoemen en situeren de belangrijke figuren, feiten en instellingen uit de nationale en internationale politieke en maatschappelijke actualiteit.

INZICHT EN HISTORISCHE VAARDIGHEDEN

• Zelfstandig selecteren van relevante historische gebeurtenissen, personen, begrippen, verbanden, structuren en processen.
• Kennis van en inzicht in historische verbanden, structuren en processen: de studenten formuleren voor de behandelde periodes uit de geschiedenis inzichtelijke verklaringen met betrekking tot de belangrijkste problemen; bij de formulering hiervan besteden ze bijzondere aandacht aan:
o de gestructureerde opbouw van de argumentatie (formulering van een onderzoeksvraag, systematische opbouw van de argumenten en formulering van een eindconclusie);
o een heldere en correcte taal;
o de systematische contextualisering van de behandelde problematiek in tijd, ruimte (toelichting a.d.h.v. blinde of thematische kaarten) en domein van de samenleving;
o het gebruik van de vakeigen terminologie.
• Inzicht in historische verbanden, structuren en processen: de studenten maken thematische syntheses over de hoofdstukken van elke behandelde periode heen, én ook over de behandelde periodes heen (synchronische en diachronische vergelijkingen van landen, culturen, langetermijnontwikkelingen); bij de formulering hiervan besteden ze aandacht aan de hiervoor opgesomde criteria.
• Inzicht in historische verbanden, structuren en processen: de studenten geven de behandelde historische verbanden, structuren en processen weer in heldere schema’s.
• Toepassen van historische vaardigheden: de studenten passen de basisvaardigheden van historisch denken toe.
• Kennis van en inzicht in de actualiteit: de studenten formuleren inzichtelijke verklaringen met betrekking tot de belangrijke maatschappelijke gebeurtenissen uit het lopende academiejaar.
• Inzicht in de relatie heden – verleden: de studenten linken op een inzichtelijke manier de in historische context besproken problemen aan actuele maatschappelijke thema’s en vice versa.

De minimale beoordelingscriteria worden gebaseerd op de volgende basiscompetenties:
- de leraar als inhoudelijke expert

- de leraar als cultuurparticipant

Alle doelen worden getoetst en geëvalueerd. De beoordelingscriteria en het aandeel van elk onderdeel ni de eindscore staan uitgewerkt in de studiewijzer.

Na 19 september kunnen studenten zich niet meer aanmelden voor het traject in afstandsonderwijs

De student is verplicht zijn afwezigheid te melden en te verantwoorden zoals beschreven in het Studiecontract van de Arteveldehogeschool. Meer concrete informatie over te verantwoorden afwezigheden is te vinden in de studiewijzer van dit olod/deze leereenheid.

De onderwijs- en evaluatie-organisatie zal verlopen zoals op deze ECTS-fiches is vermeld, tenzij maatregelen moeten genomen worden ten gevolge van een overmachtssituatie en zodoende er andere onderwijs- en evaluatievormen zullen gehanteerd worden.