Algemene doelen:

• De student staat persoonlijk in voor het creëren en mede onderhouden van een positief samenwerkingsklimaat waarin team- en groepsafspraken betreffende functie- en rolverdeling nagekomen worden.

• De student stelt zich reflecterend op omtrent zijn eigen basketbal-, handbal- en voetbalcompetenties.

• De student kan vanuit partner- en groepsevaluaties:
  • zelfstandig remediërende aanleertrajecten uitdenken en uitvoeren in functie van te beogen progressies in basketbal, handbal, voetbal
  • feedback en aandachtspunten aannemen en/of doorgeven binnen een groeps- en individueel functioneren.

Specifieke doelen: doelsporten

 
Het “spelcontextgerichte” (doelspelencompetentiemodel/ UGent) aanleerproces van de interactieve doelsporten actief gebruiken door:

• Aangepaste spel- en oefensituaties uit te denken voor basketbal, handbal, voetbal vanuit opgegeven spel- en bewegingsproblemen binnen aanvals- en verdedigingssituaties, cf. een logische leerlijn. (basis – secundair –club).

• De aangepaste spel- en oefensituaties uit te denken binnen een structuur van:
  • scoren en scoren verhinderen (beslissingen en uitvoeringen)
  • kansen creëren en ontnemen (beslissingen en uitvoeringen)
  • opbouw of positionering en opbouw verhinderen (beslissingen en uitvoeringen).

• Als speler & scheidsrechter binnen een vast afgebakende spelenreeks (grondvormen 1 -6) kunnen functioneren cf.. afgesproken basisregels.

• Juist demonstreren van technische en tactische vaardigheden binnen grondvormen (1-6) en deze als (on)juist kunnen herkennen.

• Relevante aandachtspunten kunnen weergeven en gebruiken in een coachingsrol vanuit een zelfontworpen ‘coachingsbrief’ of kijkwijzer gericht naar: o goede basishoudingen kunnen aannemen o juiste beslissingen nemen i.v.m. scoren, kansen creëren, positioneren of opbouw o juiste uitvoeringen demonstreren van scoren, zich verplaatsen en positioneren in 3-3 spelsituaties.

• Management van een “doelsportenaanbod”, cf. de aanbevolen methodisch- didactische aanwijzingen kunnen uitdenken, noteren en toepassen voor een groepsaanbod op schoolniveau.

De beoordelingscriteria waaraan de demonstraties van de verschillende vaardigheden moeten voldoen worden aan de studenten gecommuniceerd via evaluatiefiches en –criteria bij de start van de praktijksessies. De documenten zijn te raadplegen op de ELO.

Er is keuze uit spelsituaties met aangepaste vereenvoudigde reglementering (minimumcriteria) of extra beoordelingscriteria (buiten de kerninhouden) voor de demonstraties van praktijksituaties.

Werkstukken met aanvullende persoonlijke, creatieve en/ of kritische benadering van de leerinhouden komen in aanmerking voor een verhoging van de beoordeling.

Beoordelingscriteria proces

-       verplichte aanwezigheid tijdens de werkcolleges.

-       team- en groepsafspraken respecteren.

-      zich reflecterend opstellen en opvolging geven aan werkpunten a.d.h.v. feedback van de vakdocent, medestudenten.

-       inzet, motivatie en kritische medewerking tijdens de begeleidingsmomenten

-      vooraf meegedeelde beoordelingscriteria voor peerassessment^(*) in beschouwing nemen en objectief verwerken.
Beoordelingcriteria werkstuk
respecteren van het zelfgekozen tijdsschema en de daarin op te nemen functies van lesgever en verslaggever. 

-       digitaal en volledig uitgewerkt volgens de standaarddocumenten

-  gestructureerd, voldoende diepgang en kritische reflectie vanuit bedoeling met de taak naar de medestudenten.

-       aandacht voor schriftelijke taal

 Beoordelingcriteria vaardigheden:

-       Via partnerevaluatie en relevant observatieprotocol evalueert men het niveau van een medestudent.

-       Vanuit reflectie over waargenomen en vastgelegde prestatie wordt na overleg door beide partners een cijfer bepaald.

 ^(*)De groepspunten worden bijgestuurd door een peerassessment factor.
Belangrijk: Het staat de lectoren ten allen tijde vrij om in te grijpen in de wijze waarop de quotering tot stand komt indien daar gemotiveerde redenen toe zijn (bv. onderlinge quoteringsafspraken tussen de leden met het oog op verhoging van de punten van alle leden aan het groepswerk.)

Vervolg op de inhouden uit interactieve sporten1/ doelsporten (grondvormen 1 en 2) in schijf 1. Vanuit het gevolgde spelconcept ‘doelspelencompetentiemodel’ (UGent) wordt binnen de doelsporten basketbal, handbal, voetbal  verdere aandacht besteed aan:

• ontwikkeling als speler binnen de grondvormen 5-6 (als vervolg op grondvormen 1-2 in schijf 1; grondvormen 3-4  in schijf 2)
• ontwikkeling als scheidsrechter
• ontwikkeling als coach
• ontwikkeling als organisator

De onderwijs- en evaluatie-organisatie zal verlopen zoals op deze ECTS-fiches is vermeld, tenzij maatregelen moeten genomen worden ten gevolge van een overmachtssituatie en zodoende er andere onderwijs- en evaluatievormen zullen gehanteerd worden.

Afspraken minimumeisen binnen de onderdelen van het opleidingsonderdeel of leereenheid.

1. Voor alle onderdelen van de leereenheid wordt een cijfer vastgelegd op 20.
2. Indien de student voor de helft of meer van de onderdelen van de leereenheid een tekort heeft, kan hij een totaalscore van maximum 9/20 halen voor “Interactieve sporten 4”. 
3. Indien de student voor de helft of meer van de onderdelen van de leereenheid een tekort haalt en het totale aantal tekortpunten is > dan het aantal onderdelen van de leereenheid, kan de student een totaalscore van maximum 8/20 halen voor “interactieve sporten 4”.
4. Indien de student een score haalt van 5/20 of 6/20 voor een van de onderdelen van de leereenheid kan hij een totaalscore van maximum 7/20 halen voor “interactieve sporten 4”.
5. Indien de student voor één of meerdere onderdelen van de leereenheid een score behaalt van ≤ 4/20 kan de student een totaalscore van maximum 5/20 halen voor “interactieve sporten 4”.
6. Indien niet alle evaluatie-onderdelen (theorie, observatie praktische vaardigheden) van een leereenheid worden afgelegd, behaalt de student een onvolledig traject  en bijgevolg een 1/20 voor “interactieve sporten 4” en een 8/20 voor het samengestelde OLOD 3LO VS5. (vb. theorie niet afleggen = onvolledig traject en 1/20 voor “interactieve sporten 4”)
7. Indien de student voor één van de evaluatie-onderdelen binnen een onderdeel van een leereenheid (vb. de theorie examen) een ≤ 5/20 behaalt, kan de student maximaal een 9/20 behalen voor de leereenheid.