THEORIE (aan de hand van blended learning)

De studenten passen het algemeen kader toe (OLR 3 E1)

De studenten hanteren de correcte vakterminologie (OLR E2)

De studenten kunnen de moeilijkheid van bewegingsinhouden aanpassen naargelang de doelgroep (OLR 3 E1)

5 uitgangspunten basis LO! (OLR 10)

PRAKTIJK SPORT-SPELGERICHTE BEWEGINGSINHOUDEN

De studenten herkennen verschillende inhouden binnen ‘de spelen’ basisonderwijs en geven ze weer cfr. de indeling uit het leerplan van het KOV ZILL (2018). (OLR3-E1, OLR3-E2)

De studenten situeren spelgerichte bewegingsinhouden in een ontwikkelingsgerichte leerlijn (as play-game) (OLR3-E1)

De studenten sommen gerichte aandachtspunten van de technische en tactische vaardigheden binnen de verschillende ‘spelgerichte bewegingsinhouden’ op bij demonstraties (eigen demonstraties, anderen). De studenten wenden deze aandachtspunten aan in de functie van coach en helper bij de leerhulp.(OLR3-E1, OLR-E2)

De studenten passen opdrachten aan via een referentiekader met uitbouwfactoren in functie van een adequate leeromgeving. (OLR5-E4)

De studenten herkennen na te streven algemene persoons- en cultuurdoelen (psychomotorische, zelfconcept –sociaal functioneren, ...) binnen een opdracht of bewegingssituatie. (OLR3-E1)

De studenten demonstreren basis- en meer technische vormen van vaardigheden en speltoepassingen binnen de verschillende spelgerichte bewegingsinhouden. (OLR-E1)

De studenten stellen zich reflecterend en herkennen eventuele eigen tekorten binnen de verschillende motorische competenties. De studenten tonen de bereidheid om eraan te werken op zelfstandige basis. De studenten durven en willen ondersteuning vragen. (OLR5-E4)

De studenten komen team- en groepsafspraken na, betreffende functie-en taakverdeling. DE studenten functioneren in verschillende rollen zoals organisator, instructeur, scheidsrechter, coach, helper, scorehouder, bedenker. (OLR3-E1, OLR3-E2)

De studenten voeren bewegingssituaties in groep enthousiast, dynamisch, kritisch en creatief kunnen uit. De studenten zijn daarbij zelfstimulerend en treden coachend op. Ze kunnen omgaan met coaching van anderen bij groepsopdrachten. (OLR1-E8, OLR5-E4)

De studenten verwerken de taken en opdrachten met zin voor verantwoordelijkheid naar zichzelf en zin voor samenwerking met medestudenten respectvol vanuit een kritische ingesteldheid. (OLR10-E3)

PRAKTIJK RITMIEK (VAARDIGHEIDSTOETS)

De student kan doelgericht samenwerken met anderen om een choreografie samen te stellen; ongeacht etniciteit, religie, geslacht, gender of seksuele geaardheid. OLR10-E3

De student toont creativiteit bij het samenstellen van de groepsopdracht in een setting naar keuze (indoor of outdoor) en maakt hierbij gebruik van de ruimte en materialen rondom zich. OLR3-E1

De student beheerst het correct aftellen en inzetten op de muziek. OLR3-E1

De student kan tempo van bewegen aanpassen aan een geslagen tempo of tempo in de muziek. OLR3-E1

De student beweegt en danst volgens de ritmische structuur van de muziek en onderscheidt muzikale zinnen. OLR-E1

De student heeft tijdens het dansen aandacht voor afwerking, beleving en uitstraling. OLR3-E1

De student kan choreografische technieken toepassen in een groepsopdracht. OLR3-E1

De student durft zich expressief uit te drukken via dans.

THEORIE (aan de hand van blended learning)

Algemeen kader schetsen van bewegingsinhouden

Theoretisch deel kleine spelen + sportspelen

SPELGERICHTE INHOUDEN
A. Kleine spelen:
-  jagerbalspelen

- loop- en tikspelen

- stoeispelen

- passenspelen

B. Sportspelen:
- doelspelen
- terugslagspelen
- slagbalspelen
- afgooi- of trefbalspelen

RITMIEK

Binnen ritmiek wordt er gewerkt rond een groepsopdracht, die uitmondt in een toonmoment.
De studenten passen hierbij de choreografische technieken toe. Samenwerken, creativiteit en expressie staan hierin centraal. Er wordt verwacht van de student dat men een choreografie samenstelt en uitvoert op een deels opgelegd ritme in een setting naar keuze (indoor of outdoor). Hierbij maakt men gebruik van materialen en de ruimte rondom zich.

De onderwijs- en evaluatie-organisatie zal verlopen zoals op deze ECTS-fiches is vermeld, tenzij maatregelen moeten genomen worden ten gevolge van een overmachtssituatie en zodoende er andere onderwijs- en evaluatievormen zullen gehanteerd worden.

Raadpleeg de studiewijzer voor meer details over de evaluatie en andere afspraken in dit opleidingsonderdeel.

1. Elke student krijgt een score op 20 voor elk onderdeel van een leereenheid (ritmiek, theorie).
2. Een student die op één van de onderdelen van de leereenheid minder dan 7 op 20 scoort, kan maximum 7/20 behalen voor de leereenheid (“Basis LO 2”)
3. Indien niet alle evaluatie-onderdelen van een onderdeel van een leereenheid worden afgelegd, behaalt de student een onvolledig traject voor dat onderdeel, een 1/20 voor de leereenheid (“Basis LO 2”) en maximaal 7/20 voor het samengestelde OLOD (LO2 Beweeglab 2)